-
1 sleep
n. slaap; coma--------v. slapen; uitrusten; liggen (- met)sleep1[ slie:p] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:go to sleep • gaan slapen, in slaap vallenmy foot has gone to sleep • mijn voet slaaptnot lose sleep over something • niet wakker liggen van ietssend to sleep • in slaap doen vallenhave a good sleep • goed slapen————————sleep2♦voorbeelden:sleep late • uitslapensleep on • doorslapensleep out • buitenshuis/in de open lucht slapensleep on/over something • een nachtje over iets slapensleep together • met elkaar naar bed gaansleep with someone • met iemand naar bed gaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:sleep off one's hangover • zijn roes uitslapen -
2 lull
n. (korte)stilte, (tijdelijke)rust, bedaring; (in slaap)sussen--------v. in slaap) sussen, in slaap wiegen, kalmeren; gaan liggen, luwen (wind)lull1[ lul] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 korte rust/stilte♦voorbeelden:————————lull21 luwen ⇒ afnemen, gaan liggenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 put to sleep
-
4 sopite
v. in slaap brengen; in slaap sussen, kalmeren, tot rust brengen; in bed leggen; een besluit nemen (Archaïsch gebruik) -
5 lull a baby to sleep
een baby in slaap brengen -
6 hush
n. stilte--------v. tot zwijgen brengenhush1[ husj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 stilte————————hush21 verstommen ⇒ tot rust/bedaren komen♦voorbeelden:¶ hush! • stil!, sst!II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 hush up • verzwijgen, doodzwijgen
См. также в других словарях:
Gott — 1. Ach du grosser Gott, was lässt du für kleine Kartoffeln wachsen! – Frischbier2, 1334. 2. Ach Gott, ach Gott, seggt Leidig s Lott, all Jahr e Kind on kein Mann! (Insterburg.) – Frischbier2, 1335. 3. Ach, du lieber Gott, gib unserm Herrn ein n… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon